Heel vroeg op!
Zelfs ik moest wakker gemaakt worden op deze zaterdagochtend. Het was wel kwart voor zes, want we gingen naar Bogor (Sentul City, of ergens in de buurt van, want waar we naar toe gaan staat niet echt op de kaart).
Billen wassen (en dat moest want ik droomde in mijn slaap dat ik naar de wc ging, om er deze ochtend achter te komen dat alles niet echt was, behalve de poep in mijn luier), kleren aan, geen ontbijt, want dat kan in de auto. Laguiman stond al klaar. Zijn mooie schoenen gepoetst en zijn mooi Batik blouse aan (je weet nooit wie je onderweg tegenkomt).
We hadden geen file, maar daarover in de volgende blog meer) en kwamen mooi op tijd op het verzamelpunt aan. Via onmogelijke kronkelweggetjes en een spookmall (echt! een leegstaand winkelcentrum), helemaal naar boven op een grote berg.
Zelfs onderweg in de auto is het het al leuk, want er zijn allemaal verschillende kleuren huizen, met winkeltjes en mensen, zeer kleurijk en zeer rijk aan kleuren (kleurrijk dus). Auto parkeren (met Laguiman er in, want die wilde niet mee) en wandelen maar.
Ik ben eigenlijk niet zo’n wandelaar. Veel te veel lopen, daar wordt ik zo moe van…. Gelukkig hadden we dragers en mocht ik lui op de rug. Eigenlijk maar goed ook, want het ging behoorlijk op en neer en in beide gevallen moet je opletten. Klimmen is zwaar en dalen betekent ook dat je moet kijken hoe en waar je je voeten neerzet, want voordat je het weet rol je naar beneden als een jay-bal en dat doet zeker pijn.
Ik ben er helemaal klaar voor met mijn bergschoenen. Onderweg zien we veel mooie dingen en dingen in het wild die je gewoon kunt eten. Papa en mama dan, want mij niet gezien. Stel je voor.
Wel heb ik een echte lange stok waar je fantastisch meet kunt lopen. Rijstvelden, houtskoolmakers, weiden met bootjes met balderen, bomen waar hars uitstroomt in bakjes, bananenbomen en onderweg veel mensen met messen en kapmessen, die allemaal leuke dingen uitsnijden.
Wat ik het leukst vond, waren de kleine dorpjes op de terugweg. Gewoon midden in de jungle zijn ze daar. Kleine verzameling, kleine huisjes. En in en om de huisjes gebeurt en is vanalles. Naast enorme hopen plastic, die ze gewoon laten liggen, zijn er lieve mensen en kindjes die zwaaien en wij zeggen dan “Abakabar” en veel geiten in zwevende hokken.
Ik heb ze allemaal dag gezegd en wilde graag hun naam weten. Veel heten gewoon mèhèhèh en dat is handig. Eén keer de naam roepen en iedereen kijkt op!
De afloop van de wandeling was in een gezellig huis op een berg met een berg popcorn en warme thee. Lekker. Plus je kon er op muurtjes zitten en vanaf springen. Al met al een mooie wandeling, met mooie vergezichten en mooie indrukken. Gaan we vast vaker doen.
Ja, goed plan. Misschien ga ik dan wel een paar passen meer zetten dan nu. Niet dat ik me schaam (tegendeel, ik heb het juist goed gezien!), maar wil de volgende keer met mijn neus iets dichter bij de grond. Dan zie ik meer en beter.
It wie we in moaie dei.