Het vervelende van groeien is dat hoe meer je kunt hoe minder je mag.
Bijvoorbeeld:
- Ik kan op de bank klimmen, maar mag niet alle zakdoekjes uit de doos trekken en in de rondte strooien.
- Ik kan trap klimmen en boven aan gezellig naar mama zwaaien, maar dat mag niet en word ik snel opgepakt.
- Ik kan op de stoel klimmen en op de toetsen van de computer van papa, maar daar wordt hij heel erg onblij van.
- En ik kan bij de afstandsbediening en op alle knopjes tegelijk drukken, maar dat wordt niet op prijs gesteld.
Gelukkig zijn er ook dingen die ik kan en ook mag, zoals m’n brood zelf opeten totdat de jam tot achter in m’n nek zit en de vloer er uitziet als de vloer van een rituele slachtplaats (met jam dan hè en ik geef toe ik overdrijf een beetje).
Er zijn aan de andere kant dan ook weer dingen die ik kan, maar daarna helemaal niet leuk vind, zoals met m’n dunne vingers door de kier van de met kindersloten beveiligde keukenla, waar ik dan een schort uit pulk. Mama trekt mij die dan aan en dat vind ik helemaal niet leuk! Dan zijn mijn tenen plotseling langer dan mijn vingers.
Over lang gesproken, ik ben vandaag officieel 56,3 centimeter. Dzjez was op de zelfde leeftijd 57 centimeter en zo zie je maar weer dat ze in Dronten niet kunnen meten.
Hij was wel beduidend en duidelijk zwaarder dan ik, 350 gram om precies te zijn en ik woog 4420. Nu is 350 m’n lievelingsgetal want 3+5+0 is 8. En het gekke is dat mijn hoofd dan weer groter is. 40,6 centimeter, terwijl Dzjez 38 had.
Zo zie je maar weer, het maakt niets uit. Het gaat om de inhoud ;-))
Het was een gezellig uitje met mama, waarin ik al vast een voorschotje neem op koning(innen)dag in m’n oranje maksikoozie. Kijk mij eens stralen, die kleur staat me goed. En wie had dat gedacht toen mama, papa, Siebe en Zelda vorig jaar over de koninginnedagmarkt in het zonovergoten Dronten liepen. NIEMAND!
En zo zie je maar weer. Zeg nooit, nooit, maar altijd misschien. Alles kan.
Wat ook kan, is dat een grote jongen als ik na een gezellig druk weekend om een uur of 6 zegt het is goed zo. Dat had ik dus. Het was een leuke dag op de crèche, maar ik had maar een heel half uur geslapen en dat was net niet genoeg om m’n genoeg-slaap-potje te vullen.
Na een fijne tocht over de wallen van de vesting op de stalen ros van papa en een goeie maaltijd, was ik blij dat ik met een warm flesje met papa in de stoel de dag nog eens rustig overpeins.
It wie wer in moaie dei.