Het is zo ver.
Ik pas niet meer in mij schelpje.
Er is weer een fase voorbij.
Of een nieuwe fase die begint.
De fase waarin ik met het gezicht naar voren, lekker in de wind mooi om me heen kan kijken en dat is bijzonder. Ik kan nu zelf kiezen of ik naar boven naar de lucht of beneden naar de grond, of naar links, of naar rechts, of naar Dzjez of even achterom naar papa.Wat een ongelooflijk avontuur. Het lijkt misschien alsof ik overdrijf, maar dat is niet zo. Alle nieuwe dingen moet je zo intens mogelijk ervaren! Met al je zintuigen, dus ik pref de zin en knijp met mijn ogen.
En, het allermooiste is dat ik naar links kan kijken en Dzjez recht in zijn ogen kan kijken. Zijn blije ogen, met een vleugje bezorgdheid. Zo is hij.
Toen ik thuis kwam was mijn haar van boven spontaan in de krul gesprongen. Ik had papa al gezien terwijl de anderen dat nog niet hadden en ik kruip al lachend naar hem toe. Zo snel als ik kan. Dan ben ik echt blij hem te zien!
Ik ben even bezig met mama terwijl ik iPad kijk. Ik ben een beetje moe, maar heb een mooie dag achter de rug en een mooie nacht voor de boeg. Ik ben op het randje, balancerend op het koord van de emotie, de rechterkant overhellen is goed, blij en positief en de andere kant overhellen is slecht, onblij en negatief. Het koord schommelt en ik red het bijijijijijna….
De laatste 3 treden van de trap waren funest. Papa tilde me, hij had mijn handen vast en ik stopte met stappen en dat was een grote fout. Het gaf mij alle reden om volledig over te hellen naar de andere kant van het koord, te vallen en te gaan brullen. I Gelukkig kon ik mijn sokken nog uit doen en redde de speen van de fles mij van een volledige instorting 😉
De rust van de fles is als een warme deken.
It wie wer in moaie dei.